Overzicht
van alle Renault auto's
Louis Renault begon in 1898 met de bouw van zijn
eerste auto. Op kerstavond 1898 reed Louis Renault een demonstratierit
door Parijs met zijn zelfgebouwde "auto". Deze voiturette was voorzien
van een De Dion motor (273cc, 1,75pk
1 cilinder) en met een door hem zelf aangepaste versnellingsbak van
Emile Levassor, voorzien van het "prise direct"-systeem (mechanische
ingreep waarbij de motor in de hoogste versnelling
direct op de transmissie kan schakelen zonder tussenkomst van een
tandwielkast). Dit was de basis van een lange historie. Door de jaren
heen zien we bij de Renault auto's een grote verscheidenheid aan
modellen. In deze module geef ik een overzicht van de verschillende
types, uitvoeringen, jaartallen en benamingen van de auto's. Helaas is
het (nog) onmogelijk voor mij om echt alle types aan te halen, maar een
groot deel van de catalogus komt zeker voorbij in deze rubriek. Renault
maakt al meer dan 120 jaar auto's. Je kunt die eeuw indelen in periodes
waarin herkenbare, soortgelijke modellen te krijgen waren. Een en ander
zal duidelijk worden bij het doornemen van die tijdszones. U herkent dan
de auto's die bij een bepaald tijdbeeld horen.
1898-1919
De beginjaren
van Renault stonden vooral in het teken van de autosport. Veel successen
werden er geboekt met diverse langeafstandsraces. Deze successen werden
weer gebruikt in advertenties en zodoende verkocht Renault veel
auto's van de diverse typen. Tot 1904 gebruikte men 1 cilinder De Dion
en Aster motoren. Typisch uiterlijk kenmerk van de Renaults was de
plaats van de radiateurs. Deze zaten opzij van de motorkap, achter de
motor. Hierdoor hadden de Renaults een kenmerkende motorkap (met
benamingen als kaasstolp of alligator) die op sommige modellen tot 1929
nog te zien was. Vanaf 1904 komt Renault met eigen motoren. Vanaf 1905
komen er modellen met 2 en 4 cilinders. Renault is dan een bloeiend
bedrijf. De motorvermogens stegen, topsnelheden gingen omhoog en de
kwaliteit en het comfort van de auto's werd steeds beter. Van begin af
aan hebben alle Renaults een typenaam aanduiding uitgedrukt in letters.
In de loop der jaren ontstond er een groot en bijna verwarrend
programma. De lettercode zei alleen iets over het chassis en de
gebruikte techniek. Renault maakte alleen het chassis, de motor, de
ophanging en de motorkap werden. Met ingang van 1908 stelt Renault
orde op zaken, er wordt begonnen met serieproductie beginnende met type
AX. In de basis lijken alle Renaults op elkaar maar een typenaam met
steeds andere letters gingen naar elke auto met een andere chassis-,
koetswerk- en motorvariant. Vanaf 1912 beschikt Renault over een eigen
carrosserie werkplaats maar tot 1920 werden diverse carrosserieën ook
gemaakt door verschillende fabrikanten. Tijdens de eerste wereldoorlog
produceert Renault ook tanks en vliegtuigmotoren.
|
|
|
|
|
1898 Voiturette
|
1899 type A |
1900 type B |
1900 type C |
1900 type D |
|
|
|
|
|
1901 type G |
1901
type H |
1901 type J
|
1903 type L
, type M
|
1903
type NA/NB/S |
|
|
|
|
|
1903
type NC/Q/UA |
1903 type P |
1903 type
R 1904 type T |
1904 type UB |
1904
type UC
|
|
|
|
|
|
1904 type UD
|
1905 type YA
|
1905 type ZA |
1905 type V/VA/VB/VC/AS |
1905 type XA |
|
|
|
|
|
1905
type ABA
|
1905
type ABB
|
1905
type XB |
1905 type
XC |
1905
type AE |
|
|
|
|
|
1905 type AF |
1905 type AH/AM |
1905 type X/X1 |
1905 type Y |
1906 type AI |
|
|
|
|
|
1906 type CF
|
1906 type DQ/type ET
|
1907 type AI35
|
1907 type AI45 |
1907
type AI sport/type CT |
|
|
|
|
|
1907
type AT
|
1907 type BF
|
1907
type CG |
1907
type CI |
1908 type AG1
|
|
|
|
|
|
1908 type AX |
1908 type AR
|
1909 type AS
|
1909 type AZ/
type BZ |
1909 type JR |
|
|
|
|
|
1909 type V1 |
1909 type CB
|
1909 type BH
|
1910 type BK |
1910 type BX
|
|
|
|
|
|
1910 type BY
|
1910 type BM/BF/CD
|
1911
type AG1 |
1911 type CC/type
DJ |
1911 type CE |
|
|
|
|
|
1911 type CG
|
1911 type CQ/type
DM |
1911
type Y-2-2 |
1912
type CF |
1912
type CQ
|
|
|
|
|
|
1913
type CE
|
1913 type DG
|
1913 type EK
|
1913 type DO/EE |
1913 type DP
|
|
|
|
|
|
1913 type
DT
|
1913 type ES
|
1913 type HD
|
1914 type JM
|
1914 type HG
|
|
|
|
|
|
1914 type ED/FS
|
1914 type EF
|
1914 type EJ
|
1919 type EU
|
1919 type EU1
|
|
|
|
|
|
1919 type FE
|
|
|
|
|
1920-1939
Na de eerste
wereldoorlog kwam er bij Renault een nieuwe golf aan modellen. De nieuwe
generatie auto's kreeg mooiere lijnen, werd uitgerust met elektronische
onderdelen, remmen op alle 4 de wielen en de echte serieproductie kwam op
gang. Een van de topmodellen uit die tijd was de 40cv uit 1923. Hij zag
eruit als een indrukwekkende torpedo-jager, had een 6-cilinder 40 pk motor
en een top van 130 km/h. Kenmerkend voor deze periode was ook de heftige
concurrentie met André Citroën. Om kopers naar zich toe te trekken
antwoorden beide fabrikanten om en om met nieuwe modellen. Renaults uit die
tijd hadden als typenaam aanduiding een letter combinatie soms aangevuld met
een cijfer. Voorbeelden zijn o.a. type NN, type KJ, type MT, type KZ2 enz.
Renault was in die tijd een ontzettend conservatieve autobouwer.
Ontwikkelingen en verbeteringen duurden ontzettend lang en er werd lang
voortgeborduurd op bestaande auto's. In de loop de jaren stegen de
motorvermogens (leverbaar waren 4-en 6-cilindermotoren), de oude
"kaasstolp"-motorkap verdween vanaf 1929 omdat de radiateur nu naar de
voorzijde van de motor verhuisde. Typerend voor de jaren '30 was dat Louis
Renault Ford en Chrysler als voorbeeld gebruikte bij het ontwerpen van zijn
auto's. Ook ontstond de rage van "gestroomlijnde" modellen en zodoende
kwamen er elegantere modellen op het toneel en verdwenen de spaakwielen. Van
toen af aan kregen de modellen ook een naam als typeaanduiding zoals o.a.
Vivastella en Primaquatre. Naast Citroën kwam er nog meer concurrentie
om de hoek kijken. Merken als Peugeot, Simca en Fiat wilden profiteren van
de groeiende markt voor automobielen. In 1939 komt Renault met hun nieuwste
topmodel, de Suprastella. Een 8 cilinder met 110pk en een top van 130km/h
maken van deze auto een echte supercar (voor die tijd). Hij werd neergezet
als zijnde een presidentiële wagen bestemd voor hoogwaardigheidsbekleders en
grootindustriëlen. Een eind aan de vooruitgang kwam er na het uitbreken van
de 2e wereldoorlog, waar Renault wederom een groot aandeel in had aan de
kant van de geallieerden.
|
|
|
|
|
1920 type GR
|
1920 type GS
|
1920 type IG
|
1921 type MC
|
1921 type
HF/IR/JD
|
|
|
|
|
|
1921 type HG
|
1921 type IQ
|
1922 type KZ
|
1922 type MT
|
1922 type NN
|
|
|
|
|
|
1922 type JS |
1922 type JP |
1922 type JM
|
1922 type II
|
1923 type JT
|
|
|
|
|
|
1923 type KR |
1923 type JV1
|
1923 type MC
|
1923 type MT
|
1923 type JY Torpedo
Skiff |
|
|
|
|
|
1923 type KJ
|
1923 type KJ1
|
1923 type MG
|
1923 type NM
|
1925 type NN2 |
|
|
|
|
|
1925 type
NO/NE
|
1926 Vivasix
PG/PL
|
1926 Vivastella
PG/PG1 |
1927
Vivastella PG2
|
1927
type RA |
|
|
|
|
|
1927 type
KZ1/2/3
|
1927 type NM
|
1927 type PI/PZ
|
1928 Vivasix
PG2
|
1928 type
NN1/NN2
|
|
|
|
|
|
1929 Monasix
|
1929
Reinastella RM
|
1929
Reinastella RM1 |
1929
Reinastella RM2
|
1929
Monastella RY1/2/3
|
|
|
|
|
|
1929
Monasix type SO
|
1930 type KZ4
|
1930
Nervastella TG |
1930 Monastella
|
1930
Vivastella PG3/4 |
|
|
|
|
|
1930 Monasix
RY
|
1930 Vivasix
|
1931 Vivasix
KZ5
|
1931 Nervahuit
TG1
|
1931
Primaquatre KZ6/8
|
|
|
|
|
|
1931
Reinastella Décapotable |
1931
Reinastella
|
1931
Monaquatre UY
|
1932
Celtaquatre
|
1932 Nervasport TG5 |
|
|
|
|
|
1932 Primaquatre
KZ8
|
1932
Vivaquatre KZ6
|
1932
Vivaquatre KZ7
|
1932
Primastella PG
|
1932
Monastella RY4
|
|
|
|
|
|
1932 Nervastella
TG2/4
|
1932
Reinastella RM2/3/4
|
1932
Reinasport PG5
|
1932
Vivastella PG5/7
|
1933 Monasix
|
|
|
|
|
|
1933
Monaquatre UY1/YN1
|
1933
Primastella coach découvrable |
1933
Reinastella RM
|
1933
Primaquatre KZ10 |
1934
Celtaquatre ZR1/2
|
|
|
|
|
|
1934 Vivasport
YZ4
|
1934
Monaquatre YN3
|
1934
Nervasport ZC2 |
1934
Nervastella ZD2
|
1934 KZ14 |
|
|
|
|
|
1934 Primastella
PG10
|
1934
Reinasport RM6
|
1934
Vivaquatre KZ17
|
1934 Primaquatre
KZ18 |
1934 Vivasport
YZ2
|
|
|
|
|
|
1934
Vivastella ZA2
|
1935
Nervasport ACN1
|
1935
Nerva Grand Sport
ABM3
|
1935
Nervastella ACS1
|
1935
Nervastella Grand
Sport
|
|
|
|
|
|
1935
Vivasport ACM1
Décapotable
|
1935
Vivastella Grand Sport
|
1935
Vivastella ACR1
|
1935 Vivasport
ACM1
|
1935
Vivaquatre KZ23
|
|
|
|
|
|
1935
Viva Grand Sport ACX1
|
1935
Suprastella
|
1935
Primaquatre KZ24
|
1935
Monaquatre YN4
|
1936
Celtaquatre ADC1/3
|
|
|
|
|
|
1936
Nervastella ABM4/6
|
1936
Primaquatre ACL1/2
|
1936 Viva
Grand Sport ACX2/3
|
1936
Primaquatre BDF1/2/
BDS1
|
1936 Viva
Grand Sport Coach Décapotable BDV1
|
|
|
|
|
|
1936
Viva Grand Sport BDV1 |
1936
Viva Grand Sport BCX1/2/3 |
1936
Vivaquatre ADL1/2
|
1936
Vivaquatre BDH1/2/3/4
|
1936
Vivastella ADB1/2/3/4/5/BDZ1
|
|
|
|
|
|
1937
Juvaquatre AEB4
|
1937 Celtastandard
ADC2
|
1937 Vivasport
BCT/BCY |
1938 Juvaquatre
Décapotable |
1938 Novaquatre
BDJ1
|
|
|
|
|
|
1939
Primaquatre Sport
BDS2
|
1939
Suprastella
ABM8
|
1939
Suprastella
BDP1
|
|
|
1940-1959
Zware tijden
breken aan; WOII is begonnen. Van Louis Renault wordt gezegd dat hij na 1940
samenwerkt met de Duitsers. Het was meer zo dat hij maar deed wat hem werd
opgedragen om zo zijn fabriek en werknemers te sparen. Na elk bombardement
werd de fabriek direct weer hersteld. Toch wordt Louis Renault vervolgd voor
collaboratie. In september 1944 wordt hij opgepakt, gemarteld en hij
overleed op 24 oktober 1944 op 67-jarige leeftijd. Na de oorlog wordt
Renault een staatsbedrijf en krijgt de naam Régie Nationale des Usines
Renault. Pierre Lefaucheux (voormalig leider van het verzet) wordt het
nieuwe hoofd bij Renault. Hij zet de eerste stap in de richting van een
geautomatiseerde productie. Het was Louis Renault ten strengste verboden om
ook maar iets te ontwikkelen op het gebied van auto's, maar toch werd er in
het diepste geheim een nieuwe auto bedacht. Dit naar aanleiding van de
Duitse KdF (Kraft durch Freude), de basis van de Volkswagen Kever, die Louis
Renault had gezien. Dit was dé auto die Louis Renault al jaren had willen
bouwen. In 1941 begon dus de ontwikkeling van de 4cv die begin 1946, net na
de oorlog, werd gepresenteerd. Het was een auto die de vraag naar zuinige,
comfortabele gezinsauto's bevredigde. Uiteindelijk zijn er ruim 1 miljoen
van gemaakt. In 1950 verongelukt Lefaucheux en wordt Pierre Dreyfus zijn
opvolger. Het modellen aanbod in de eerste 15 jaar na de oorlog is een stuk
beperkter dan ervoor, maar wel een stuk overzichtelijker. De Renaults kregen
weer namen als typeaanduiding, serieproductie was nu een standaard iets en
miljoenen productieaantallen van een bepaald type waren geen uitzondering
meer. Enkele andere legendarische Renaults uit de jaren '50 zijn o.a. de
Dauphine, de Frégate (het laatste Renault model met de motor voorin) en de
Floride.
De
R-nummers (bestaande uit 4 cijfers)
|
Het
eerste cijfer geeft aan wat voor soort voertuig het is: 1=auto, 2=bestelauto
benzine, 3=tractor benzine, 4=bestelauto en vrachtauto diesel en 7=tractor
diesel.
|
|
De overige cijfers
geven aan welke uitvoering het is, aanduiding van de techniek
(motor- en chassisvariant) en het soort remmen, radiateur en
ophanging dat worden gebruikt. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1946
4cv
|
1946
Juvaquatre Dauphinoise
|
1948
4cv Découvrable
|
1950
Colorale Prairie
|
1950 Colorale
Savane
|
|
|
|
|
|
1951 Frégate
|
1953 Frégate
Ondine Cabrio
|
1955 Frégate
|
1955 Alpine
A106
|
1956 Domaine
|
|
|
|
|
|
1956 Dauphine
|
1957 Dauphine Gordini |
1957
4cv
|
1958 Frégate Transfluide |
1959
Caravelle
|
|
|
|
|
|
1959
Floride
|
1959
Frégate
|
1959
Manoir |
|
|
1960-1989
Met de
introductie van de Renault 4 in 1961 slaat Renault een geheel nieuwe weg in.
Het is de basis van een zeer gevarieerde modellenreeks van auto's die ieder
hun eigenschappen of innovaties hadden. Tot en met de Renault 19 wordt elk
Renault model aangeduid met een cijfer (m.u.v. de Rodeo en de Fuego). Begin
jaren '60 verschijnt een zekere Amédée Gordini op het toneel. Hij wordt zo'n
beetje de huistuner van Renault. Hij maakt opgevoerde, sportieve modellen
van enkele straatrenaults. Ook in de formule 1 sleutelt hij aan de diverse
V6-motoren. Op de Renault 8 worden standaard 4 schijfremmen gemonteerd en is
de de R14 de eerste Renault met een dwars voorin geplaatste motor. In 1978
sluit Renault een overeenkomst met AMC (American Motors Company), zodat de
verkoop van Renaults in Amerika kan beginnen. De R30 is de eerste
naoorlogse 6-cilinder en de R20 is de eerste Renault auto die leverbaar is
met een dieselmotor. De turbo wordt voor het eerst gezet op een motor van de
Renault 5 en de Espace is de eerste Europese ruimtewagen. De jaren '80
verlopen rampzalig voor Renault vanwege heftige financiële verliezen, maar
het tij keert als in 1988 de Renault 19 wordt geïntroduceerd. Hij zorgt
ervoor dat het roestimago uit de jaren '70 en begin jaren '80 verdwijnt. Er
worden auto's gebouwd vanuit een geheel andere filosofie: kwaliteit.
|
|
|
|
|
1960
Alpine coupé 2+2
|
1961
R4
|
1961 Ondine |
1962 R3
LIRE LA SUITE ! |
1962 R8
|
|
|
|
|
|
1962 Caravelle |
1962
Alpine A108 |
1963 Alpine A100
cabrio |
1964
R8 Gordini
|
1964 Rambler
|
|
|
|
|
|
1965
R16
|
1966 Alpine
A110
|
1967 R10
|
1967
Alpine A110 1300g
|
1968 R6
|
|
|
|
|
|
1968 R4
|
1968 R4 Plein
Air
|
1969
R12 |
1969 Rodeo
|
1969 Alpine
A110 1600 |
|
|
|
|
|
1969
R4 Fourgonnette
|
1970
R12 break
|
1970
R12 Gordini
LEES MEER!
|
1971 R15
|
1971 R17 |
|
|
|
|
|
1971 Alpine
A310 |
1971 Renault mini 4 S |
1972
R5
|
1974 R7
|
1975 R4
|
|
|
|
|
|
1975
R4 F4 |
1975 R4 F6
|
1975 Rodeo
|
1975 R15
|
1975 R17
|
|
|
|
|
|
1975 R20
|
1975 R30
|
1976
Le Car
|
1976
R14
|
1976
R5 Alpine
|
|
|
|
|
|
1976 Alpine
A310
|
1978 R4 GTL |
1978 R4 F4 |
1978
R18
|
1978 R18 break |
|
|
|
|
|
1978
Le Car
|
1979 R5 GTL
LEES MEER! |
1980
R5 turbo
|
1980
R14
|
1981 R9
|
|
|
|
|
|
1981 Fuego |
1981 Rodeo
|
1981 R18i
deluxe sedan |
1981 R18i
deluxe wagon |
1982 Fuego
racy |
|
|
|
|
|
1983 R5
turbo 2
|
1983 R11
|
1983
Alliance |
1984
Super 5
|
1984 R25
|
|
|
|
|
|
1984 Espace |
1984 Encore 5 |
1984 Encore 15 |
1985 R5 GT Turbo
|
1985 R25 Limousine
LEES MEER! |
|
|
|
|
|
1985 Alpine GTA
V6T
|
1985 Express/Rapid/Extra
|
1985 Alliance convertible |
1986 R21 sedan
|
1986
R21 Nevada
|
|
|
|
|
|
1986
R21 Turbo
|
1987 R5 |
1987 R5 GT Turbo
|
1987 R9
|
1987 R11
|
|
|
|
|
|
1987 Medallion sedan |
1987
Medallion Break |
1987
Premier |
1988
R19
|
1988
R21 sedan
|
|
|
|
|
|
1988
R21 hatchback
|
1988
R21 Nevada
|
1988
R21 Turbo
|
1988 R25
|
1989 R5 Baccara
LEES MEER! |
|
|
|
|
|
1989 R19 Chamade
|
1989
R19 16v
|
1989
R19 16v Chamade
|
1989 R19 Cabrio
|
|
1990-1999
Vanaf begin jaren
'90 worden de personenauto's gebouwd volgens een nieuwe management politiek:
totale kwaliteit. Renault wil weer groeien en concurrerend worden, met name
op internationaal niveau. Het gehele autoprogramma wordt dan ook vernieuwd
en vooral verbeterd. Duidelijk merkbaar is dat er een geheel nieuwe weg is
ingeslagen. De jaren '90 staan ook in het teken van de Concept Cars, diverse
studie modellen worden gepresenteerd met typenamen die later terug komen in
fabrieksmodellen. Vanaf de Clio hebben alle nieuwe Renaults voortaan weer
een naam als typeaanduiding. Renault beschikt nu over een zeer groot
assortiment met als grootste voorbeeld de Mégane-serie, hiervan zijn maar
liefst 5 varianten verkrijgbaar. Zo slecht als het in de jaren '80 ging zo
goed ging het dus in de jaren '90. Tot 2 keer toe behaalt Renault de titel
"auto van het jaar". In 1991 met de Clio en in 1997 met de Mégane Scenic. In
de jaren '90 was Renault zeer succesvol als motorenleverancier in de Formule
1 en dat vertaalde zich in goede verkoopcijfers. Ander nieuws was dat eind
1993 een fusie met Volvo op het laatste moment niet door gaat omdat de
Zweedse aandeelhouders zich terug trekken.
|
|
|
|
|
1990
Clio
|
1990
Clio
|
1991 Express/Rapid/Extra
|
1991
Espace
|
1991
Alpine A610
|
|
|
|
|
|
1992
R19 16v
|
1992
R19
|
1992
R19 Cabriolet
|
1992
Safrane
|
1992
Safrane Bi-turbo
|
|
|
|
|
|
1993 Twingo
|
1994 Clio
Williams
|
1994
Laguna
|
1995
Express/Rapid/Extra
|
1995 Laguna
break
|
|
|
|
|
|
1996 Clio
|
1996 Clio
|
1996
Mégane hatchback
|
1996
Mégane
sedan
|
1996
Mégane Coupe
|
|
|
|
|
|
1996 Mégane Scénic
|
1996
Safrane
|
1996
Sport Spider
|
1997 R9 Broadway |
1997 Espace
|
|
|
|
|
|
1997
Mégane
cabriolet
|
1998
Clio
|
1998 Clio
|
1998 Grand
Espace
|
1998 Kangoo
|
|
|
|
|
|
1998
Laguna
|
1998
Laguna break
|
1998
Twingo
|
1998 Clio
Classic/Thalia
|
1999 Clio
sport
|
|
|
|
|
|
1999
Mégane hatchback
|
1999
Mégane
break
|
1999
Mégane cabriolet
|
1999
Mégane
coupe
|
1999 Mégane
Scénic
|
|
|
|
|
|
1999
Mégane classic
|
1999 Mégane
Scénic RX4
|
1999 Clio V6
|
|
|
©2004-2024
Renaultoloog - Eddy Lenders - ©Tony Vos - ©Renault
- ©Uitgeverij
Atlas/Editions Rencontre
|